Je zat tevreden achter de tralies, alles moest niets mocht. Het denken was zacht voor het brein. Je vingers plakten door het rattengif of slangenslijm. Je alibi was deels vervaagd toen ik je een fruitmand gaf. Je keek naar de gele kant van de appel, liet hem gisten in de zon. Ik heb nooit geweten…