De kerstballen knarsten in mijn handen om mijn polsen hingen de slingers in goud en zilver. Verder dan ‘het is onsteriel’ kwam ik niet. Een moeder had de doos van zolder gedragen na zeven winters had het karton moeite om alle kerstdagen bijeen te houden. Soms droomde ik van rendieren en sleeën, als er geen dokters of zusters binnenkwamen. Aan het einde van die gang stond een moeder kerstballen te poetsen.
Het gedicht ‘Er was geen kamer om te versieren’ schreef ik ter gelegenheid van de kerstmarkt in het Martini Ziekenhuis.