Het is de eerste zomer dat ik niet jaloers ben op een vlieg,
niet op zijn landing op willekeurige huiden, niet op zijn soortgenoten
die overal hetzelfde lijken, niet op het wakker houden van mensen
in plaats van hun eigen gedachten, niet op het te pletter vliegen
tegen glas, nog een keer en nog een keer en dan nog niet doodgaan,
180 graden draaien, wegvliegen alsof glas lucht is.
Niet op het zweven in de wind, nooit in de file staan, op een ruitenwisser landen,
naar binnenkijken, zweetdruppels observeren, pootjes wrijven,
en weer wegvliegen naar moestuinen met zonnebloemen en vijgenbomen,
op een radijs landen, een slak passeren.
Niet op het bezoeken van festivals zonder gefouilleerd te worden,
niet op het nooit vergelijken met een ander: wat hij draagt, drinkt
met wie hij praat. Vandaag ben ik niet jaloers op een vlieg.